‘Overheid moet de teugels aantrekken’
Een volledig circulaire economie in 2050 vraagt om actie
Een volledig circulaire economie is essentieel voor een duurzame toekomst. Daarom besloot het kabinet in 2016 een traject in gang te zetten waarmee deze doelstelling in 2050 moet zijn gerealiseerd. Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) publiceerde begin dit jaar een tussenrapport. Hoe staan we er nu voor? Die uitkomst is slecht. Als we op de huidige weg voortgaan zullen de ambitieuze doelstellingen zeker niet worden gehaald. Het is tijd voor actie.
Op dit moment is onze economie nog vooral lineair. We ontginnen grondstoffen, die we in allerlei producten toepassen en vervolgens weggooien. Dat put de aarde niet alleen uit, er is ook een maximum aan wat we aan grondstoffen beschikbaar hebben. In een volledig circulaire economie hergebruiken we alle grondstoffen en wordt er dus geen afval meer geproduceerd. Dat vraagt om grote strategische aanpassingen.
Hergebruik moet de standaard zijn
Denk bijvoorbeeld aan het herontwerpen van producten voor hergebruik en reparatie. Daar zijn we nog ver van verwijderd. Je vaatwasser begeeft het, je koopt een nieuwe en gooit de oude weg. Vaak is het ook gewoon niet mogelijk om producten te repareren, de producent heeft zijn product zo gemaakt dat herstel vrijwel onmogelijk is. Hergebruik en reparatie moet standaard worden, de industrie moet daar het productieproces niet alleen op aanpassen, maar er ook voor zorgen dat er voldoende onderdelen voor reparatie beschikbaar blijven. Er moet een gesloten kringloop komen voor grondstoffen en materialen. Dat betekent dat er een infrastructuur moet worden ontwikkeld voor het sorteren, recyclen en terugwinnen van materialen. Blijft er uiteindelijk toch nog afval over, dan moeten we daar standaard energie uit gaan winnen.
Succesjes
Het verhaal is niet helemaal negatief, er wordt op deelterreinen voortgang geboekt, steeds meer bedrijven stellen zelf eisen aan circulariteit, maar er moet een overkoepelende instantie zijn die hergebruik eenvoudiger maakt. Neem bijvoorbeeld Madaster, het kadaster voor materialen. In Madaster worden data vastgelegd over alle materialen en producten die verwerkt zijn in een object, zoals bij een brug of gebouw. Door ieder onderdeel te registreren, wordt inzicht verkregen in onder andere de losmaakbaarheid, embodied carbon en toxiciteit van materialen en producten. Ook kan worden bepaald of materialen en producten hergebruikt kunnen worden. Dit is een praktisch voorbeeld van een manier om de hoeveelheid afval drastisch te verminderen en de CO2-uitstoot te reduceren. Nog een succesje: Nederland is wereldkampioen glasinzameling en het scheiden van afval in het algemeen gaat steeds beter. Als recycleland behoort Nederland tot de mondiale top, zo’n 78% van het in Nederland verwerkte afval wordt gerecycled en we storten dus relatief weinig afval. Zoom je in, dan blijkt dat er nog veel te weinig sprake is van hoogwaardige recycling, materiaalstromen worden nog nauwelijks van elkaar gescheiden. Toch zijn dit maar kleine stapjes naar een circulaire wereld.
Obstakels
Er blijven belangrijke obstakels. Dat begint al met de hoge investeringskosten. Bedrijven zullen nieuwe technologieën, infrastructuur en ontwerpmethoden moeten invoeren. Daar zullen overheden bij moeten helpen, omdat er sprake zal zijn van voordelen op de lange termijn en hoge kosten op de korte termijn. De samenwerking tussen overheden, bedrijven en burgers zal veel beter moeten worden gecoördineerd en gereguleerd. Daar ontbreekt het aan op dit moment. Er moeten niet alleen wetten en regels komen, er moeten ook gelden worden vrijgemaakt om de transitie mogelijk te maken. En dan is er nog het kip-en-ei verhaal. Hoe kun je circulair produceren als er een gebrek is aan herbruikbare grondstoffen? Dat heeft niet alleen met infrastructuur te maken, maar ook met de mindset van overheden, bedrijven en vooral burgers. We leven met zijn allen nog steeds in een wegwerpcultuur al worden hier en daar voorzichtige pogingen ondernomen om daar verandering in aan te brengen. Denk aan het uitbannen van plastic verpakkingsmaterialen. Die mindset heeft ook te maken met het feit dan consumenten zich nog onvoldoende bewust zijn van de noodzaak van een circulaire economie. Het besef dat als we nu niets doen, we straks een leeggeroofde aarde bewonen is nog niet voldoende doorgedrongen. Dan zullen onze natuurlijk hulpbronnen uitgeput zijn.
Strakker beleid
Hoe staat het met het enthousiasme waarmee de overheid in 2016 de plannen bekend maakte? Dat lijkt volgens het PBL ernstig getemperd. Omdat het traject naar 2050 erg ver weg is, is er een meetpunt ingevoerd. Het kabinet heeft in het ‘Rijksbrede programma Circulaire Economie’ afgesproken dat in 2030 nog maar de helft van de abiotosche grondstoffen (mineralen, metalen en fossiele grondstoffen) mag worden gebruikt. Dat gaat niet goed. In 2020 gebruikten Nederlandse bedrijven 359 miljard kilo aan grondstoffen. Slechts 25% kwam uit Nederland, de rest werd geïmporteerd. Er was sprake van een tijdelijke daling, maar dat kwam volledig op het conto van corona. De verwachting is dat het grondstoffengebruik weer toeneemt. De doelstelling – halvering in 2030 – wordt niet gehaald. Hoe kan het beter? Strakker beleid formuleren, meer dwang uitoefenen op alle betrokken partijen, meer en betere voorlichting geven, bedrijven niet alleen stimuleren hun productieprocessen anders in te richten, maar dat ook financieel mogelijk te maken, bijvoorbeeld door te investeren of een beloningsmodel te introduceren. Alleen dan bestaat de kans dat 2050 wordt gehaald, al blijft PBL dat een zeer ambitieuze doelstelling vinden.