Is de geest uit de fles?
Robots zijn hot. Je kunt geen krant of tijdschrift openslaan, geen tv-programma bekijken of iPad openen of het onderwerp komt op de een of andere manier aan de orde. Dan gaat het vaak over de vele voordelen die robots ons nu al brengen en die naar verwachting nog enorm zullen toenemen. Op de achtergrond speelt ook altijd de angst dat robots ons op enig moment in intelligentie zullen overtreden. Is die angst gegrond?
In 2004 verscheen de film I, Robot met Will Smith in de hoofdrol. Hij speelt een cynische rechercheur die in 2035 de moord op een computerexpert onderzoekt. Het vermoeden bestaat dat de wetenschapper, de bedenker van de drie wetten van de robotica, door robots is vermoord. Zijn wetten zijn charmant in hun eenvoud: een robot mag mensen geen letsel toebrengen, hij moet de bevelen van mensen uitvoeren en een robot moet zijn eigen bestaan beschermen voor zover dat niet in strijd is met de eerste twee wetten. In I, Robot komen de robots echter tegen de mensheid in opstand en het blijken door hun vergevorderde intelligentie gevaarlijke tegenstanders. Dat zien veel wetenschappers op dit moment ook als het grote gevaar achter artificial intelligence, ofwel kunstmatige intelligentie. Dat is wat sommige wetenschappers in de transhumanistische toekomstvisie technologische singulariteit noemen: de visie dat kunstmatige intelligentie zichzelf autonoom steeds verder zal verbeteren, met als gevolg dat de computer of de robot uiteindelijk slimmer zal zijn dan de mens zelf.
DEEP LEARNING
Machine learning is op dit moment het toverwoord en dan met name deep learning. Dat is het proces waarin computers zelfstandig nieuwe vaardigheden kunnen ontwikkelen. Zelflerende algoritmes zorgen ervoor dat computers goed zijn in classificeren. Ze kunnen leren door uit grote hoeveelheden data conclusies te trekken. En dat doen ze goed, meestal zelfs beter dan mensen, eigenlijk door gewoon het wetenschappelijke basisproces te kopiëren: ze formuleren een hypothese, vergelijken die met eerdere data, verfijnen de hypothese en trekken conclusies. Zo maken ze razendsnel stappen, sterker nog, ons leven wordt er op dit moment al voor een belangrijk deel door gestuurd, vaak zonder dat we ons daarvan bewust zijn. Computers kunnen op dit moment bijvoorbeeld luisteren en praten. Dat toonde Richard Rashid tijdens een congres in 2012 al aan. Het door hem ontwikkelde deep learning-systeem verstond hem niet alleen, zijn woorden werden ter plekke ook in het Chinees vertaald. Computers kunnen zien, ze beoordelen bijvoorbeeld röntgenfoto’s op de aanwezigheid van lymfeklierkankercellen en dat doen ze beter dan pathologen. Waar gaat dat stoppen? Nergens volgens Pedro Domingos (Universiteit van Washington). “Omdat computers zelf geen vragen kunnen formuleren en vervolgens acties plannen om die vragen op te lossen. Daarvoor is een master algoritme nodig en dat is er gewoon niet.” Oftewel, computers zijn meesters in computerdingen, dat zullen ze steeds beter en sneller doen, maar de echte intelligentie, de creativiteit ontbreekt. Domingos beaamt echter wel dat ze nu al een enorme impact hebben op ons dagelijks leven en dat die impact alleen nog maar verder zal toenemen. Dat is een proces dat niet alleen razendsnel verloopt, maar ook niet meer is te stoppen.
“Biologie vertelt ons steeds beter hoe en waarom onze brein bepaalde eigenschappen vertoon”
ONS UNIEKE BREIN?
Gijsbert Werber publiceerde in het NRC van 14 oktober een essay waarin hij betoogt dat het onderscheid tussen een biologisch dus menselijk brein en een synthetisch brein zal verdwijnen. Kwestie van tijd. Daarvoor hanteert hij biologische en technologische argumenten. “Biologie vertelt ons steeds beter hoe en waarom onze brein bepaalde eigenschappen vertoont, comptertechnologie zal ons in staat stellen die eigenschappen na te bouwen.” Doorbraken in neurobiologie helpen ons neurale mechanismen te begrijpen, want alle processen hebben uiteindelijk een fysieke basis. Dan blijft over ons zelfbewustzijn, het unieke dat iedere mens anders maakt en of die laatste barrière ook door computers zal worden geslecht is de vraag. Ook daar ziet Werber geen probleem, ook dit is een kwestie van tijd. “Neuronen die ons brein vormen zijn wat functionaliteit betreft vergelijkbaar met chips en processoren waaruit computers zijn opgebouwd. Hun kerntaak is in beide gevallen het verwerken van informatie. Door geavanceerde neurale netwerken zullen computers steeds meer vermogens verwerven die eerst voorbehouden leken aan de menselijke geest.” Volgens Werber zal dat nog even duren, maar als inzicht in biologische processen duidelijk maakt hoe en waarom onze geest bepaalde processen vertoont, zal computertechnologie ons in staat stellen haar na te bouwen. “Het resultaat is opnieuw een wezenlijk nieuw wereldbeeld en onvoorspelbare maatschappelijke omwentelingen.” Misschien zijn wij dan niet meer in staat om, zoals Will Smth in I, Robot, de geest weer in de fles te krijgen.