Column Wouter van der Loon: “Taal en nostalgie”
Soms heeft weerstand tegen verandering iets discutabels. Het lijkt soms alsof iets wat er nu is ook altijd zo geweest is en daarom altijd zo moet blijven. Als je dan echter beter kijkt zie je dat de historie van zo’n verandering al heel veel ontwikkeling heeft laten zien. Zo zie ik de Zwarte Piet discussie (gelukkig nu weer een tijdje uit de lucht). De Sint en Piet van toen ik jong was zagen er anders uit als die van nu en die uit mijn vaders jeugd waren nog weer anders. De tijdsgeest is vaak heel goed zichtbaar. Ik zie Zwarte Piet niet als racistisch, sterker nog Zwarte Piet was voor mij de held en Sinterklaas een oude sul (Sinter Klaas Kapoentje en een kapoen is een gecastreerde haan). Vergelijkbaar met Olie B. Bommel en Tom Poes (Tom Poes, verzin een list). Maar waarom moet dit spel zo blijven, zoals het nu (toevallig) is?
Onze Nederlandse taal is ook zo’n ding. De taal die mijn vader leerde was echt heel anders dan de taal die mijn kinderen leerden, denk alleen maar aan het gebruik van naamvallen of het gebruik van “ch” achter de “s” (visch).
Mijn moeder werkte vroeger bij een instelling die meedeed aan een experiment voor taalvereenvoudiging. Een mislukt experiment, want taal werd door die versimpelingsregels kunstmatig en eigenlijk veel ingewikkelder. Het schrijven zoals je dingen zegt is bijzonder lastig als iedereen de taal op een andere wijze gebruikt en uitspreekt.
Taal is steeds in ontwikkeling en steeds weer probeert men daarvoor regels op te stellen. De laatste regelwijziging leverde op dat we akkoord moeten schrijven, maar ook accordering (als je akkoord gaat). Die taal verandert door nieuwe woorden en voorwerpen of gebruik van taal door allerlei subgroepen (jeugd, etnische groepen, beroepen etc.). Eigenlijk is ABN een soort construct en eigenlijk de taalvorm die erg weinig Nederlanders zuiver spreken. Taal is dus dynamisch en maar binnen grenzen uniform. Gelijktijdig moeten we zorgen dat die taal wel in een bepaald spoor blijft en binnen zekere grenzen en regels gebruikt wordt. Redelijk foutloos schrijven en lezen, vind ik toch nog steeds plezierig.
Zorgen maak ik mij wel eens over de ‘verengelsing’ van ons (hogere ) onderwijs. Juist de groep die het meest vaak ABN spreekt en daar ook de drager van is, leert vooral te communiceren in een andere taal dan het Nederlands. Terechte zorg? Twee van mijn kinderen hebben tweetalig VWO gedaan (Engelstalig onderwijs), maar spreken en schrijven wel correct onze taal. Maar hoe gaat dat op termijn? Dat overigens naast het feit dat ik docenten en hoogleraren die vloeiend onze taal spreken, les hoor geven in krampachtig Engels. Kijken we naar de geschiedenis dan was er nog niet zo heel lang geleden in Nederland een elite die (onderling) Frans sprak en het gemene volk dat Nederlands sprak. Gaat het die kant weer op?
Wordt er wel eens echt onderzoek gedaan naar het effect op lange termijn? Dat zeker in een land dat snel termen uit een andere taal overneemt, in plaats van zoals onze zuiderburen die er een Nederlands (Vlaams) woord van maken.
Hoe staan we open voor de dynamiek, maar zorgen we gelijktijdig dat de taal, ons voertuig om onze gedachten en gevoelens te verwoorden, niet afglijdt en voor iedereen een effectief voertuig wordt of blijft voor communicatie?
Een goed 2019!
Wouter van der Loon
Docent, adviseur en mediator