Column Jack Jansen: Kantoortuin, ik word gillend gek
Begin jaren 80 van de vorige eeuw begon ik met werken als intercedent bij een uitzendbureau. We zaten met vier mensen in een grote open ruimte. Telefoontjes, toen nog gewoon via de vaste lijn, kwamen binnen, mensen meldden zich aan de balie en er werden interviews afgenomen en ondertussen stemde je af wat we precies bij opdrachtgever X moesten doen. Druk, soms erg druk, maar meestal goed te doen. Je leerde hoe je je kon afschermen van omgevingsgeluiden, zodat je de concentratie kon opbrengen die nodig was voor waar je mee bezig was. De computer was er nog niet, zelfs de fax moest nog worden uitgevonden. En de mobieltjes kon je nauwelijks zo noemen, want daar zat een accu aan die twaalf kilo woog.
Het organisatievraagstuk of het beter is om medewerkers in aparte ruimtes te zetten of bij elkaar, is constant onderhevig aan nieuwe invloeden. Zo ontstond er in de jaren 50 van de vorige eeuw het concept van de kantoortuin. Door de maatschappelijke ontwikkelingen in die periode en vooral daarna, waarin democratisering en ontworsteling aan de hiërarchie steeds meer vorm kreeg, werden werkomgevingen opener vorm gegeven. De kantoortuin die hieruit ontstond was een open ruimte waarin minimaal twaalf mensen werkten.
Nou is de filosofie erachter prachtig. Open, in verbinding met iedereen met wie je samenwerkt, geen onderscheid naar positie in de hiërarchie. De praktijk bleek hardnekkiger. Allereerst bleven leidinggevenden toch een aparte plek claimen voor zichzelf. En ja, de uitleg was zeker acceptabel. Maar toch, het onderscheid was weer gemaakt. Maar dat was niet het grootste probleem van de kantoortuin. Het was de razendsnelle groei van prikkels door ontwikkeling in de techniek die voor ons nu zo normaal is, dat we denken dat dit er altijd al is geweest. Appjes, mail, sms, skype, vergeet ik iets? Facebook, LinkedIn, instagram. Oh ja, twitter. En dan natuurlijk nog het gewone werk doen. We worden in een omgeving met veel mensen en alle technische mogelijkheden, vrijwel constant uit onze concentratie gehaald. Geluiden die het meest irriteren zijn muziek die we herkennen en gesprekken die er voor ons toe doen en die door anderen op gehoorsafstand worden gevoerd. Als we meer verbinding krijgen met onze collega’s doordat we in een kantoortuin werken, ontkomen we er niet aan dat, zelfs als de ander visueel niet in ons blikveld komt, gesprekken of gespreksflarden ons afleiden.
De stress die hierdoor ontstaat, zeker als deze omgevingsruis constant is, zorgt voor de aanmaak van cortisol in ons lichaam. Cortisol wordt omgezet in glucose met de bedoeling iets te doen aan datgene wat voor ons als belemmerend wordt ervaren. Als die belemmering niet wordt weggenomen, want hoe vaak kun je sociaal acceptabel tegen je collega’s zeggen dat ze stiller moeten zijn, wordt het een bedreiging. Het lichaam reageert door een verdere aanmaak van cortisol en dus glucose. Niet in actie omgezette brandstof, want daar is glucose voor, wordt onder andere omgezet in lichaamsvet en gemoedstoestanden als geprikkeld, agressief, passief, gedesoriënteerd etcetera, etcetara. Het wordt de hoogste tijd dat we dit serieus ter harte nemen, voordat hele generaties medewerkers gillend gek worden van alle prikkels.
Jack Jansen
Auteur HOMO REFLECTUS-zelfvertrouwen vanuit eenheid