Column Wouter van der Loon: ‘Excuses’
Binnenkort breng ik een bezoek aan het concentratiekamp Buchenwald. Een confrontatie met menselijk leed en de verschrikkingen die mensen elkaar aan kunnen doen. Ik vind het zorgelijk dat de deelstaat waarin Buchenwald ligt het hoogste aantal neonazi’s kent van heel Duitsland. Bewustzijn van en afkeuring over de nationaalsocialistische schanddaden van Duitsland zou je toch als normaal verwachten.
Dat betekent overigens voor mij niet dat naoorlogse Duitsers zich persoonlijk moeten schamen voor of zich schuldig moeten voelen over het naziverleden van Duitsland. Je bent niet verantwoordelijk voor iets wat gebeurde toen je er nog niet was! Niet dus: “Laat zijn bloed over ons en onze kinderen komen” (Matheus 27)! Een bijbelvermelding die vaak gebruikt is als legitimatie van antisemitisme.
Er is recentelijk een boek geschreven over een Joods echtpaar dat bij mijn grootouders ondergedoken heeft gezeten (Het laatste Joodse Huwelijk van René van Rooij). Het boek voedt bewondering voor mijn grootouders, maar deze bewondering zegt natuurlijk niets over mij. Net zo min als het iets over mij zou zeggen als mijn opa NSB-er zou zijn geweest. Een kind of in dit geval kleinkind hoort niet de verdienste noch de schande te krijgen van gedrag waar hij of zij part noch deel aan heeft gehad.
Ik ben geen voorstander van het aanbieden van excuses voor het Nederlandse aandeel in de slavernij. Het is belangrijk dat er erkend wordt dat er indertijd ernstige fouten zijn gemaakt. Ik ben niet zo’n voorstander van ‘historische veroordelingen’, maar datgene wat fout was moet ook als zodanig benoemd worden. De rol hierbij van zowel personen als instanties moet zoveel mogelijk boven tafel komen en onderdeel uitmaken van ons beeld van onze geschiedenis. Niet alleen de heldendaden maar ook de schurkenstreken. Slavernij is natuurlijk een misdaad tegen de menselijkheid en het is volstrekt verwerpelijk dat de ene mens denkt dat hij de eigenaar is van de andere mens of dat hij of zij een meer superieure mens is, los van zijn of haar daden. Ook is het duidelijk dat slavernij schade berokkent, ook aan de nazaten van de directe slachtoffers.
Het duidelijk benoemen, erkennen en verwerpen van foute daden uit het verleden lijkt mij meer zinvol dan het aanbieden van excuses voor daden waar wij geen bijdrage aan hebben geleverd. Ik voel mij niet aangesproken door de gedachte van een collectieve en overerfbare schuld. Excuses behoren bij berouw hebben en berouw behoort bij het besef dat je zelf iets fout hebt gedaan, niet dat er iets fout was. Namens wie worden excuses gemaakt? Namens het Nederlandse volk (inclusief haar leden van Antilliaanse en Surinaamse komaf? Namens de staat (ten tijde van de slavernij nog geen democratie)? Namens de elites die baat hebben gehad bij de slavernij? Namens de vroegere handelaren en plantage-eigenaren? Namens mij? Ook het vergeven van de daden, de mogelijke reactie op excuses, lijkt mij niet op z’n plaats. Wie kan zich dat recht toe eigenen?
Wouter van der Loon
Organisatiecoach en pensionado